Wat zijn de meest opvallende kenmerken van ons zitgedrag en hoe uit zich dat? Als we dat weten, is het mogelijk er conclusies aan te verbinden en consequenties te trekken voor gewenst zitgedrag en eigenschappen van zitmeubilair.
Wat opvalt aan ons zitgedrag
Het meest opvallende kenmerk aan zitgedrag van mensen is dat we nauwelijks stil kunnen zitten. We veranderen voortdurend – meestal onbewust – van houding. Belangrijkste reden hiervoor is waarschijnlijk dat we er, ook weer onbewust, zo min mogelijk energie in willen steken. Zodra een activiteit het toelaat, gaan we van een actieve houding over naar een meer ontspannen houding met lager energieverbruik. Stabiliteit blijkt daarin het sleutelwoord. Immers, hoe stabieler de houding, hoe minder energie we erin hoeven te steken. We blijken daarbij heel creatief in het vinden van een stabiele zithouding, ook op stoelen die daar niet voor ontworpen zijn. De meeste kantoorstoelen veronderstellen, net als eetkamerstoelen, een actieve zithouding.
Toch wordt het merendeel van de tijd op deze stoelen pratend, luisterend of denkend doorgebracht. Dit vereist geen actieve houding en dus creëren we, ondanks de stoel, een zo stabiel en ontspannen mogelijke houding. Daarvoor gaan we bijvoorbeeld dwars in de stoel zitten, zodat we ons bovenlijf naar achteren kunnen brengen om stabiliteit te vinden. Ook gaan we vaak onderuit of naar de zijkant gezakt zitten. Tegenwoordig hebben veel bureaustoelen een mechaniek waarmee we de rugleuning – en in bepaalde verhouding ook de zitting – achterover kunnen kantelen. Dit is toch echt beter voor je rug, maar daar wordt helaas nog onvoldoende gebruik van gemaakt.
Daarnaast is er het momentane comfortgevoel waarbij de factor tijd van invloed is op de comfortbeleving. Wat in het begin als een comfortabele zithouding wordt aangenomen, blijkt dit later toch niet meer zo te zijn. Gevolg: we veranderen – onbewust – van houding en kiezen voor een nieuwe, die op dat moment weer comfortabel lijkt. Uit nauwkeurige observatie van houding, houdingsverandering en de ondersteuning daarbij blijkt dat er een hiërarchie in de momentane comfortbeleving moet zijn. Daarin blijkt het zo min mogelijk energie in een houding hoeven stoppen hoog in de hiërarchie te staan. Ook staat ontspanning van nek- en schouderspieren hoog in deze hiërarchie. We zien namelijk dat mensen vaak hun hoofd, ook al is het maar van korte duur, met hun handen ondersteunen. Autorijden blijkt hierbij een vreemde eend in de bijt. Daarbij zit de bestuurder namelijk vrij gefixeerd in een houding maar blijkt dat met gemak enige uren achtereen vol te kunnen houden.
Je zitgedrag achter een beeldscherm
Een wat mij betreft zeker zo’n interessante waarneming is de houding en het zitgedrag van mensen achter een beeldscherm. De zithouding wordt heel duidelijk beïnvloed door de positie van het beeldscherm; deze bepaald namelijk de blikrichting. Een hoog geplaatst beeldscherm zorgt voor een rechtop zittende, actieve houding. Je ziet mensen vaak actief op het puntje van hun stoel zitten, zonder gebruik te maken van de rugleuning. Maar zodra ze vervolgens bijvoorbeeld telefoneren, hangen ze achterover en gebruiken zo de rugleuning om een ontspannen houding te zoeken die minder energie kost. Staat het scherm daarentegen laag geplaatst, dan is de blik naar beneden gericht en gaan mensen met een bolle rug zitten en hangen ze als het ware in de onderrug. Dit kost misschien weinig energie, maar is zeer belastend voor onze rug. Ook hierbij wordt de rugleuning onvoldoende gebruikt.
Het gevaar van beeldscherm werk is dat we zo gefocust zijn op waar we mee bezig zijn, dat we de natuurlijke waarschuwingen van ons lichaam negeren. Daardoor beschadigen we onszelf uiteindelijk door houdingen aan te nemen die op lange termijn zeer belastend en schadelijk zijn.
Een wisseling van houding betekent een verandering in de belasting op ons lichaam, en daar gaat het kennelijk om. We kunnen zitgedrag ook bewust beïnvloeden; alleen het realiseren van wat er tijdens het zitten met ons lichaam gebeurt, kan voldoende zijn voor een gezond zitgedrag.
Bron: dr. ir. Staarink, H.A.M. (2007). Zo zit het!
0 reacties